
Beeldende vorming
Bij beeldende vorming leren kinderen dat ze hun gevoelens en ervaringen kunnen uitdrukken in beeldend werk. Ze gaan aan de slag vanuit hun eigen ervaringen of een thema. Zo krijgt een beeldend werkstuk een persoonlijke betekenis. Dat proces is de beeldende vorming. Met materialen en gereedschappen ontstaat een persoonlijk werkstuk dat het verhaal van dat kind vertelt.

Er zijn 3 belangrijke onderdelen in beeldend werk:
1. eigen betekenis meegeven
het kind of de jongere geeft in zijn of haar werkstuk een eigen verhaal, gevoel en ervaring weer. hij leert zich uit te drukken in het werkstuk
2. beeldaspecten toepassen
- ruimte: denk aan ruimtelijk bouwen ( voor, achter, in, tussen, onder, boven op enzovoort) omsloten ruimte ( potjes, tenten, huizen, kastelen).
- kleur: denk aan kleurennamen, soorten kleuren ( bonte, lichte, donkere), betekenis van kleuren ( symboliek, signaal), systematiek ( kleurencirkel, kleur en sfeer).
- vorm: denk aan vormsoorten ( rond , vierkant, driehoek, bol of geometrische en organische vormen), vormkenmerken ( spits, hoekig, lang, dun, groot, klein enzovoort), karakteristieke houding van mensen en dieren, lijnen om diepte te geven.
- textuur: verschillen in textuur ( ruw, glad, zacht), texturen tekenen op het platte valk, in plastisch materiaal textuur aanbrengen.
- compositie: denk aan groeperen op vorm, kleur, textuur. Denk ook aan ritme, herhaling van vormen, patronen ( spiegelen, herhalen, roteren)
3. materiaal en technieken gebruiken
- tekenen, schilderen, drukken, collages, textiel, ruimtelijk contrueren, platisch materiaal ( onder andere klei) , digitale media.

ervaren en reageren: 0 tot 1 jaar
Baby's ervaren, zien en reageren vooral, ze maken nog niet echt iet. pas na ongeveer een half jaar begint de baby iets te maken. denk bijvoorbeeld aan vingerveren of blokken stapelen. dan begint het beeldend werk
stel je voor: 1 tot 4 jaar
bij dreumesen ontstaan kleifiguurtjes per ongeluk. Ze hebben dus vooraf nog geen plan om iet te gaan maken. Kleine kinderen maken iets en zien dan pas wat het kan voorstellen. het maken en oefenen met het materiaal is het belangrijkste. Vanaf ongeveer 2,5 jaar maken peuters een plannetje. Ze bedenken vooraf wat ze willen uitbeelden en maken zich daar een voorstelling van. Dat is symbolisch denken en dat betekent dat je iet kunt voorstellen wat niet aanwezig is.

fantasie als uitgangspunt: 4 tot 6 jaar
Kleuters kunnen al met een plan werken. Ze fantaseren nog veel en gebruiken hun fantasie om oplossingen te vinden. Ze maken geleidelijk aan de overgang naar de schematische fase. Schematisch werken gaat over e manier waarop je een werkstuk maakt. Kleuters kiezen bewust materialen voordat ze aan de slag gaan. Denk aan een knutselwerkje over de zee. Materialen die ze kiezen zijn dan zand (strand), blauw plastic ( water), aluminiumfolie ( vissen). Ze gebruiken hun voorstellingsvermogen. Ze stellen zich voor hoe de zee eruitziet en kiezen dan materialen. je vergroot je voorstellingsvermogen door je ervaringen, gevoelens, ideeën en meningen zichtvaar te maken in zelfgemaakte beelden.
het resultaat is belangrijk: 6 tot 9 jaar
Vanaf een jaar of 6 gaan kinderen vooraf plannen wat ze willen maken. Je kunt ze nog heel goed helpen met het organiseren en regelen van bijvoorbeeld alle benodigdheden. Ze vinden vooral het eindresultaat belangrijk. Toch hebben ze nog niet genoeg geoefend met de technieken om alles goed te kunnen. Dus werken ze graag met voorbeelden en sjablonen of trekken iets over. Activiteiten als sjabloneren, vouwen , kleurplaten kleuren en bouwplaten maken vinden ze leuk. Zo doen ze kennis en vaardigheden op die ze later weer op een andere, creatievere manier in kunnen zetten.
onderzoeken en interesse: 9 tot 12 jaar
op deze leeftijd zie je duidelijk een verandering van de inhoud van het beeldend werken. Kinderen krijgen eigen interesses, voorkeuren en meningen en hebben een brede belangstelling. Denk bijvoorbeeld aan Biologie, geschiedenis, culturen, dieren en muziek en sport. daarnaast hebben ze een onderzoekende instelling en willen graag verschillende technieken te leren.
Het is ook de leeftijd waarop ze zullen leren en inzien dat kunstenaars op verschillende manieren werken. waar, hoe en met welke materialen werkt hij of zij? Vaak ziet een kunstenaar een bepaalde lichtinval, ruikt een geur of gebruikt een nieuw materiaal om een nieuw idee voor een kunstwerk te krijgen. Dat noemen we inspiratiebronnen. Kinderen oefenen ook met inspiratiebronnen en ontwikkelen een eigen inzicht i het zoeken naar inspiratie
logisch denken: 12 tot 14 jaar
pubers kunnen logisch denken en verbeteringen maken bij problemen. Voor de beeldende vorming betekent dit dat zij ook abstractere dingen maken, zoals kleurrijke schilderijen die niet direct het beeld weergeven.
doordat kinderen in deze leeftijd brede interesses en. oplossingsvaardigheden hebben, kun je complexe projecten opzetten. je kunt ze bijvoorbeeld vragen om de ideale leefomgeving voor een ouder ( of voor zichzelf) te ontwerpen
eigen keuze en informatie : 15 jaar en ouder
Jongeren en volwassenen beginnen beeldend werk meestal vanuit hun eigen keuze. Ze kiezen zelf bijvoorbeeld de materialen en de techniek en willen goede informatie en instructies om mee te beginnen. Ze leren steeds meer over kleur, vorm , structuur en de ondergrond waarop gewerkt wordt.
